Veroordeelden bij wie tijdens de detentie een geestesstoornis wordt vastgesteld, kunnen onder bepaalde voorwaarden en op verzoek van de gevangenisdirecteur door de kamer voor de bescherming van de maatschappij (hierna: KBM) geïnterneerd worden (art. 77/1, §1 Interneringswet 2014). Vormt de regelgeving over de internering van geestesgestoorde veroordeelden een schending van het ne bis in idem-beginsel (art. 4 Prot. 7 EVRM)? Louise Gheysens meent van wel en formuleert enkele voorstellen tot wetswijziging.